Havik

Het is goed om alleen te zijn in donkere nachten. Ik ben s’nachts geboren en verwacht s’nachts te sterven. Mijn leven maakte eenzame nachten tot mijn beste vrienden.


De honger naar warmte, een vriendelijk gezicht, twee zachte armen, dreven me in de jouwe. Een getrouwde man zonder havik maar met een groter verlangen dan het mijne naar de warmte die hij al zo lang miste.

Mijn vriend werd mijn vijand in een donkere nacht waarin mijn angsten de hoofdrol speelden. Jouw handen die gingen waar handen niet welkom waren voor jaren. Mijn lichaam dat stribbelde uit angst voor wat er zou komen. Jouw handen zouden niet rusten voor ze gingen waar zij wilden en mijn lichaam moest dit accepteren.


Het geklik van je tong en je zachte woorden maanden mijn lichaam tot stilte tot de vroege morgen. Met grote passen ben ik de deur uit gelopen met de verwachting dat jij er zou zijn wanneer ik het huis weer zou vinden. Je besloot te vertrekken want liefde is grootser dan korte nachten met angstige vrouwen.


Na nog een korte nacht slapen op grotere afstand had jij dan besloten. De nacht was een nacht en mijn lichaam was alles wat je nodig had maar niets langer dan dat. Ik voel me verraden, het geklik van je tong voelt nu als afgunst. Als liefde kon spreken of ik kon haar begrijpen zou ik het weten. Was de nacht lustige liefde of lustig bedrog? Was deze nacht beiden?

Je besluit te vertrekken, het contact af te sluiten doen mijn hart breken. Een one night stand is een nieuwe ervaring, die had ik nooit willen beleven. Alleen zijn keert weder. Rust in mijn leven. Maar de geur van je shampoo blijft nog heel even. 

Hoofddorp

Was ik maar een koffie drinker. Dan kon ik, net als iedereen, op bijna elke straathoek een kop puur geluk bestellen.

In hoofddorp staat een lange rij bij de barista tent. Ik zie lachende mensen. Het is koud buiten. De straten staan vol met verlichte bomen. Ik heb gezocht naar een kapot lampje, maar iedere led geeft licht. Ik wil graag gaan zitten maar elk bankje is nat. Mijn trui is ook nat maar het regent niet meer.

De groenteman staat buiten, naast zijn uitgestalde fruit, een kop koffie te drinken. Hij glimlacht naar me. Ik probeer terug te lachen maar het lukt niet.

Even verderop gaat een jongen de wibra in. Een vrouw zet na zijn binnenkomst de deur weer op slot. Alles is nog dicht. De tekst van de muziek in het winkelcentrum is letterlijk te verstaan. Zo stil, zo rustig is het hier in hoofddorp.

Op een plein staat één droog bankje onder een grote overkapping. Ik ga daar zitten en steek een sigaret op. Lachende tieners met een paraplu lopen achter me langs. Ik heb hun gezicht niet gezien, ik heb ze alleen horen lachen.

Nog een half uur en dan is de garage klaar met mijn auto. Dan kan ik weer warm naar mijn huis toe rijden en onder de deken kruipen. Tot die tijd wens ik dat ik een koffiedrinker ben.

Galicisme

Ik zit naast mijn man in de auto. Hij rijdt. We zijn onderweg van Amsterdam naar Limburg. Mijn schoonvader viert daar zijn verjaardag. Vroeger reisden we altijd met zijn ouders mee met de trein. Tegenwoordig hebben we een auto.

We spelen de reis editie van scrabble niet meer. Ik vind dat niet erg. Onder het mom van een moeilijke Franse term mogen woorden verlengd worden tot woorden als ‘bushalteverfkwast’ of ‘windrichtingaangeverspijl’. ‘Het moet wel écht iets kunnen zijn’ zegt mijn man altijd. Volgens mij kan alles iets zijn, maar ik zit niet in de jury.

Als de railcatering langs komt bestellen mijn schoonmoeder en ik altijd een kop thee. Mijn man en zijn vader een kop koffie met drie kuipjes melk. Tenzij we de grens naar Limburg over zijn, dan worden er tassen koffie besteld.

Natuurlijk komen we te laat binnen op het verjaardagsfeest. De soep is al op. Het lieve meisje van de bediening brengt mijn man en mij toch nog een kom pompoensoep terwijl de rest aan de tapas begint. ‘Ben jij de vegetarische?’ Vraagt het lieve meisje. ‘Ja, dat ben ik’.

De meeste tapas zijn met vlees. Gelukkig krijg ik een grote homp geitenkaas met veel te veel honing eroverheen. ‘Kijk, ze zorgen hier goed voor vegetariërs’. Ik vraag me af of het woord vegetariër ook uit het Frans komt. Ik hou niet van Franse woorden.

Na het eten wil oma graag dat ik nog even met haar mee naar huis ga. We besluiten dat te doen. Ook mijn schoonouders en de Franse tante gaan mee. Daar aangekomen overhandigt de Franse tante mij een tas ‘Ik ben te dun voor deze kleren maar misschien pas jij ze wel?’. En bedankt, denk ik. Ik hou ook niet van Franse mensen. Gelukkig hou ik wel van geitenkaas.

Mike

‘Hey! Wat leuk!’ Een goedlachse dame van in de 60 spreekt me aan op straat. ‘Hallo?’ Zeg ik. ‘Jij bent Lime, toch?’ ‘Ja?’ Verbijsterd sta ik met 6 keukenrollen onder mijn arm geklemd de vrouw met een schuin hoofd aan te kijken. ‘Ik ben de moeder van Mike!’ ‘Oh, eeh, hoi?’.

De vrouw begint druk te vertellen over haar treinreis van Brabant naar Amsterdam. Ze had voor de verandering geen vertraging gehad en zelfs de railcatering had eindelijk eens goede koffie. Omdat al haar kinderen naar Amsterdam waren verhuisd is ze hier regelmatig om op de kleinkinderen te passen. Bij Mike gaat ze niet zo vaak langs, maar ja… Dat is logisch. Het is fijn dat de bloemenzaken weer tulpen verkopen want die zijn altijd zo goed geprijsd. Thuis heeft ze bloeiende hyacinten staan waardoor het heerlijk is om thuis te komen. hopelijk geeft haar man ze voldoende water anders is het zo zonde als ze weer thuis komt.

Één van de twee verpakkingen keukenpapier glijdt langzaam onder mijn arm vandaan. onhandig probeer ik de verpakking terug onder mijn arm te drukken maar hij valt tóch. Als ik buk om het pak weer op te pikken vallen mijn sleutels uit mijn jaszak. De moeder van Mike blijft doorkletsen alsof er niets aan de hand is. Op provisorische wijze krijg ik uiteindelijk al mijn spullen weer onder mijn arm en in mijn zakken. ‘Ik moet die kant op, jij?’ Kut, denk ik, ik moet dezelfde kant op. Ik ben 50 meter van waar ik wezen moet. ‘Ik moet die kant op’ zeg ik terwijl ik recht de andere kant op wijs. ‘Jammer’ zegt ze. ‘Nou we zien elkaar vast snel weer!’ De vrouw loopt de straat waar mijn ouders wonen in. Ik blijf staan op de hoek waar we elkaar tegen het lijf liepen met zes keukenrollen onder mijn arm geklemd. Normaal koopt mijn vader slechts één pak, maar ze waren in de bonus dus wilde hij er twee.

Na een minuut of vijf denk ik dat ik de vrouw ver genoeg weg is en ik veilig 50 meter de straat in kan lopen. Ik vraag me af hoe het kan dat de moeder van Mike mij op straat herkent, meer dan dat vraag ik mij iets anders af; Who the fuck is Mike?

Spin

Buiten is het donker, binnen ook.  Een vrachtwagen rijdt langs het raam van de container waarin ik slaap. Ik wordt er wakker van. Onder mijn kussen zoek ik mijn telefoon om te kijken hoe laat het is. Zodra het licht van mijn telefoon aan gaat schrik ik. Een grote, harige, oranje spin zit naast me op het kussen. Nog voor ik hem goed heb kunnen bekijken springt hij mijn mond in en kruipt achter in mijn keel. Ik wil schreeuwen maar het harige lichaam van de spin dempt mijn stem.

Met twee handen in mijn mond probeer ik de spin uit mijn keel te verwijderen maar ik kan er niet bij. Met één hand kan ik net een poot te pakken krijgen. Mijn mond wordt kurkdroog omdat al mijn speeksel in de harige vacht van de spin verdwenen is. De spin worstelt om zichzelf dieper in mijn keel te nestelen, maar ik houd zijn poot stevig vast. Ik ben bang dat de poot loslaat van de rest van het spinnenlichaam wanneer ik probeer de spin zachtjes uit mijn keel te trekken. De spin begint te gillen als er iets beweging in komt. Ik wist niet dat spinnen konden gillen.

Voorzichtig neem ik een flinke teug adem. Nu de spin iets uit mijn keel is kan weer wat lucht krijgen. Ik wil de spin niet weer verder mijn keel inzuigen. Ik ben heel voorzichtig. De spin zuigt zich met napjes vast aan de achterkant van mijn tong en ik begin te kokhalzen. Deze beweging schrikt de spin af en hij laat plots los. Aan zijn poot lanceer ik hem keihard tegen de grond naast het bed. Ik hoor dat de spin breekt. Dit kan niet waar zijn, denk ik, ik moet dromen, toch? Met mijn telefoon schijn ik naast het bed op de grond en zie de spin nog net wegkruipen onder het bed. Er rijdt nog een vrachtwagen voorbij en ik besluit verder te slapen.

Om acht uur word ik weer wakker. Ik durf mijn bed niet uit. Ik weet niet meer wat echt was en wat niet. Ik ben alleen in de container. Ik ben de enige die het weten kan. Ik zal het nooit zeker weten, maar voor mijn eigen gemoedsrust, weet ik zeker dat ik droomde.

Translate »